Brief (195) uit Schiedam
Eh, even een flink tijdje (zo’n drie
weken) niet met mijn leven aan
brieven zitten knoeien. De grootste
oorzaak hiervan is de hachelijk hoge
temperatuur die door de zomer over
ons landje geflikkerd is de laatste
weken. Geen pretje namelijk om in
stromen zweet weg te zitten drijven
achter je computer terwijl je adem-
spieren amechtig proberen nog wat
zuurstof in je longen te hijgen zeker
met mijn lekker sappige conditie. De
brui dus voor een wel erg lange tijd.
Maar ha, de voor Nederland veel te
voort durende (record) hittegolf is
zowaar weer veranderd in een aan-
genaam aanvoelend temperatuur-
golfje waarbij de kleren onder het
rammen op de toetsen niet kledder
maar poederdroog het lijf niet hin-
deren te functioneren zoals ik wil.
Het hoofd op een boom leggen. Op
een omgelegde en dus dode boom
om je extra levend te kunnen voel-
en. Een soort hergeboorte beleven.
Waarbij je tevens uit kan rusten
want je lijf moet er wel bij gaan
liggen wil het hoofd zich kunnen
vleien op de omgelegde tot dood
vermoorde stam. De welbekende
foetushouding is hierbij niet nood-
zakelijk. Een gestrekte houding,
net als de boom, is ruim voldoende
om het gewilde leefbeleef in ’t hoofd
te doen plaatsvinden. Willekeurig
welke boom is hiervoor te gebruik-
en en het hoeft niet zo te zijn dat
voor ieder mens een aparte boom
zal omgelegd, nee, een boom per
miljoen Nederlanders, om maar
even lekker bij huis te blijven, vol-
doet, zo’n zeventien bomen hebben
er dus voor te sterven en dat kan
wel leien zou je zeggen, ware het
niet dat met het kapbeleid van
tegenwoordig hele bossen worden
opgeruimd zogenaamd vanwege
natuurbeheer maar ondertussen
ook wel handig om elektriciteits-
centrales te voorzien van biobrand-
stof waarvan de natuurbeschermers
in de hoogste boom klimmen om
daar een potje te gaan zitten janken
ter voorkoming van die zo heel erge
bomenmoord. Wellicht toch niet zo’n
goed idee die hergeboorte gelieerd
aan omgelegde bomen, misschien
kunnen we aan dat mens met die
erwt uit dat sprookje vragen of zij
na die helse nacht op een stapel ma-
trassen waartussen een erwt lag
of zij niet een ander en milder idee
heeft ter voorkoming van gesloopte
bomen, want per slot kon zij na die
nacht op die erwt wel lekker aan de
rollebol met een prins wiens vader
met dat achterlijke maar voor haar
gunstig uitpakkende idee van die erwt
kwam zodat ze niet net als de bomen
omgelegd werd, al zou dat doodje in
deze tijd heel gewoon zijn gezien dat
hongerige virusje dat maar hevig rond
raast en mensen om laat vallen als de
onderhavige bomen waarvan ik een
tikje geforceerd gebruik maakte om na
drie weken van niet- schrijven weer
noodnodig op gang te komen met het
verder pennen van deze brievenreeks.
Ter afronding van deze toch weer vol-
gekrabbelde brief ’n sprokerig gedichtje.
Fabeldieren
kleurige schimmen
zich boetserend
in zoldervertrekken
wezens
vreemde
personages
als houten staken
strompelen ze
buigen ze
tentakelen sluimer naar beweging
eendagsvliegen
vol alchemie
en tinteling in slaapzucht
kiemende sprookjes
kort
voor een komende dag